mandator
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- man·da·tor
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van mandateren met het achtervoegsel -ator
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | mandator | mandatoren mandators |
verkleinwoord | mandatortje | mandatortjes |
Zelfstandig naamwoord
de mandator m
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord mandator staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.