malletje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • [1] mal·le·tje
  • [2] mal·let·je

Zelfstandig naamwoord

het malletjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord mal
  2. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord mallet