mainteneer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • main·te·neer

Werkwoord

vervoeging van
mainteneren

mainteneer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mainteneren
    • Ik mainteneer. 
  2. gebiedende wijs van mainteneren
    • Mainteneer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van mainteneren
    • Mainteneer je?