magnetiseerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- mag·ne·ti·seer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
magnetiseren |
magnetiseerde
- enkelvoud verleden tijd van magnetiseren
- Ik magnetiseerde.
- Jij magnetiseerde.
- Hij, zij, het magnetiseerde.
- Ik magnetiseerde.