macereerde
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: macereerde (hulp, bestand)
Woordafbreking
- ma·ce·reer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
macereren |
macereerde
- enkelvoud verleden tijd van macereren
- Ik macereerde.
- Jij macereerde.
- Hij, zij, het macereerde.
- Ik macereerde.