maak voort

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • maak voort
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
voortmaken

maak voort

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortmaken
    • Ik maak voort. 
  2. gebiedende wijs van voortmaken
    • Maak voort! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van voortmaken
    • Maak je voort? 


Gangbaarheid