losschiet
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- los·schiet
Werkwoord
vervoeging van |
---|
losschieten |
losschiet
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van losschieten
- ... dat ik losschiet.
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van losschieten
- ... dat jij losschiet.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van losschieten
- ... dat hij losschiet.