liquideer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • li·qui·deer

Werkwoord

vervoeging van
liquideren

liquideer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van liquideren
    • Ik liquideer. 
  2. gebiedende wijs van liquideren
    • Liquideer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van liquideren
    • Liquideer je?