liquideer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- li·qui·deer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
liquideren |
liquideer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van liquideren
- Ik liquideer.
- gebiedende wijs van liquideren
- Liquideer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van liquideren
- Liquideer je?