liflaf
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- lif·laf
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | liflaf | liflaffen |
verkleinwoord | liflafje | liflafjes |
Zelfstandig naamwoord
- (voeding) een smakelijk maar weinig voedzaam gerechtje
- Kerst is voor veel mensen de tijd van overdadig eten - dat is nu eenmaal de traditie. En omdat we hard op weg zijn naar de appelflappen en oliebollen, beperken sommige huishoudens zich momenteel tot kliekjes en liflafjes.[4]
- (figuurlijk) een aardig maar overbodig iets
- De musici brachten het er, na slechts een week repeteren, prima vanaf. Maar het programma was divers en ontbeerde artistieke eenheid: licht verteerbare klassieke liflafjes van Berlioz, Britten, Strauss en Stravinsky stonden naast nieuwe werken en een didgeridoo solo.[5]
Antoniemen
- een eenvoudige doch voedzame maaltijd
Gangbaarheid
- Het woord liflaf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ "liflaf" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ liflaf op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Ewoud Sanders 29 december 2014
- ↑ NRC Jochem Valkenburg 21 maart 2011