licentieerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • li·cen·ti·eer·de

Werkwoord

vervoeging van
licentiëren

licentieerde

  1. enkelvoud verleden tijd van licentiëren
    • Ik licentieerde. 
    • Jij licentieerde. 
    • Hij, zij, het licentieerde. 

Gangbaarheid