leegbliezen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leeg·blie·zen

Werkwoord

vervoeging van
leegblazen

leegbliezen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van leegblazen
    • ...dat wij leegbliezen. 
    • ...dat jullie leegbliezen. 
    • ...dat zij leegbliezen.