lamlegt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lam·legt

Werkwoord

vervoeging van
lamleggen

lamlegt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lamleggen
    • ... dat jij lamlegt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lamleggen
    • ... dat hij lamlegt.