lamlegden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lam·leg·den

Werkwoord

vervoeging van
lamleggen

lamlegden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van lamleggen
    • ...dat wij lamlegden. 
    • ...dat jullie lamlegden. 
    • ...dat zij lamlegden.