kwats
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kwats
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kwats | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de kwats v
- onzin, flauwekul, nonsens
- ▸ Aan de cafébars, op de markt en in het buurthuis wordt er wel gemeesmuild om de nieuwe ambities van de stad. “Wanne kwats,” heet het dan al gauw, wat een onzin. In deze streek verbindt men grote woorden graag met dikdoeners en aanstellers. Slimste regio? Culturele hoofdstad? “Tis wa.”[3]
- ▸ Ik zag het voor me, hoe Martijn een paar uur voor het tv-optreden aan het sparren was met een publiciteitsmevrouw van de PvdA. Het droop van het scherm af. Welke argumenten, welke woorden hij herhaaldelijk moest gebruiken om de kijker te overtuigen van zijn gelijk. Hij heeft zich blindgestaard op die voorgekauwde, klinkklare kwats.[4]
- kwak, kwab
Gangbaarheid
- Het woord 'kwats' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kwats" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
52 % | van de Vlamingen.[5] |
Verwijzingen
- ↑ kwats op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Matt Dings“Eindhoven: stad met smoel” (14/02/2013), HP de Tijd
- ↑ Weblink bron “Spelen politici toneel? Nee, maar het heeft er wel verdomd veel van weg” (5 april 2015), Het Parool
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be