krombuigt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • krom·buigt

Werkwoord

vervoeging van
krombuigen

krombuigt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krombuigen
    • ... dat jij krombuigt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krombuigen
    • ... dat hij krombuigt.