kotgenoot
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kot·ge·noot
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kot en genoot
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kotgenoot | kotgenoten |
verkleinwoord | kotgenootje | kotgenootjes |
Zelfstandig naamwoord
de kotgenoot m
- een medebewoner van een studentenkot
- Mijn kotgenoot is een behulpzame vriend.
Gangbaarheid
- Het woord 'kotgenoot' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.