koloniseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ko·lo·ni·seer

Werkwoord

vervoeging van
koloniseren

koloniseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koloniseren
    • Ik koloniseer. 
  2. gebiedende wijs van koloniseren
    • Koloniseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van koloniseren
    • Koloniseer je?