knuttel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- knut·tel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | knuttel | knuttels |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de knuttel m
- kabel die men eerst in losse draden uiteen draait en dan paarsgewijs weer ineen draait
Gangbaarheid
- Het woord knuttel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knuttel" herkend door:
18 % | van de Nederlanders; |
12 % | van de Vlamingen.[3] |
Verwijzingen
- ↑ knuttel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be