kneveling
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kne·ve·ling
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van knevelen met het achtervoegsel -ing[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kneveling | knevelingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de kneveling v
- het strak vastbinden van iemand
- De overvaller eiste geld en nadat hij dat had gekregen heeft hij de vrouw van haar kneveling bevrijd. Hij dwong haar naar het toiletruimte te gaan en is daarna weggerend richting de Dinkelstraat. Hij zou daarna zijn weggefietst op een zwarte omafiets in de richting van de Lijsterstraat. [2]
- Veel buren zijn bang. Eén omwonende heeft er bij woningstichting St. Joseph op aangedrongen om het slot van de eigen woning te laten vervangen. Wie er achter de kneveling zit en of die verband houdt met eerdere dreigementen aan het adres van de man, is vooralsnog niet bekend. [3]
Gangbaarheid
- Het woord kneveling staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kneveling" herkend door:
81 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 19-08-16 Overvaller in Enschede knevelde vrouw terwijl 2 kinderen lagen te slapen
- ↑ Tubantia Wim Goorhuis 30-03-17 'Bewoner (21) flat Almelo met snoer vastgebonden en gekneveld'
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be