klotsen

Uit WikiWoordenboek
Water in het zwembad gaat klotsen door de deining van een cruiseschip.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klot·sen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘natuurlijke geluid van vloeistoffen maken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1667 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
klotsen
klotste
geklotst
zwak -t volledig

Werkwoord

klotsen

  1. ergatief van een golvende vloeistof hoorbaar tegen of over een wand botsen
    • De hoge golf was tegen de kade geklotst en de spetters waren om zijn oren gevlogen. 
  2. inergatief van een golvende vloeistof hoorbaar in beweging zijn
    • We wisten zeker dat er die nacht niet geklotst zou worden en dat we lekker zouden slapen. 
  3. overgankelijk een deels vloeibare inhoud in hoorbare beweging brengen
    • De melk werd zo heen en weer geklotst en kwam in contact met de bacteriën die in de maag zaten. 

Gangbaarheid

96 % van de Nederlanders;
86 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen