klonterde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • klon·ter·de

Werkwoord

vervoeging van
klonteren

klonterde

  1. enkelvoud verleden tijd van klonteren
    • Ik klonterde. 
    • Jij klonterde. 
    • Hij, zij, het klonterde. 
Opmerkingen
  • Door de betekenis ervan komt het werkwoord vrijwel alleen in de derde persoon voor.