kleumerig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • kleu·me·rig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen kleumerig kleumeriger kleumerigst
verbogen kleumerige kleumerigere kleumerigste
partitief kleumerigs kleumerigers -

Bijvoeglijk naamwoord

kleumerig [1]

  1. verstijfd van de kou
     Van Stavanger vliegen we naar het noordelijker Alesund. Een prijswinnend Atlantic Sea Park hebben ze hier, met enge diepzeemonsters, aaibare roggen, haring die nog niet op ons bord ligt maar achter glas een zwenkende dans uitvoert en kleumerige pinguïns.[2]
     Koud en kleumerig drommen leerkrachten en leerlingen van de beide basisscholen van Een samen in de speeltuin.[3]
Synoniemen

Gangbaarheid

72 % van de Nederlanders;
55 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    KIRSTEN COENRADIE
    “Waterrijk Noorwegen” (08 okt. 2013), De Telegraaf
  3. Bronlink Weblink bron
    L. Vogelaar
    “T-shirts en actieborden tegen kaalslag” (17-01-2003), Reformatorisch Dagblad
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be