kastede

Uit WikiWoordenboek

Deens

Woordafbreking
  • kas·te·de

Werkwoord

kastede

  1. verleden tijd van kaste


Noors

Woordafbreking
  • kas·te·de
Naar frequentie 13762

Bijvoeglijk naamwoord

kastede, m / v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van kasta

kastede, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van kasta
Synoniemen

Bijvoeglijk naamwoord

kastede, m / v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van kastet

kastede, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van kastet
Synoniemen