kantonneerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kan·ton·neer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kantonneren |
kantonneerde
- enkelvoud verleden tijd van kantonneren
- Ik kantonneerde.
- Jij kantonneerde.
- Hij, zij, het kantonneerde.
- Ik kantonneerde.
vervoeging van |
---|
kantonneren |
kantonneerde