kadreerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ka·dreer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
kadreren |
kadreerde
- enkelvoud verleden tijd van kadreren
- Ik kadreerde.
- Jij kadreerde.
- Hij, zij, het kadreerde.
- Ik kadreerde.
vervoeging van |
---|
kadreren |
kadreerde