kaïn

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Kaïnkain


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ka·in
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord kaïn kaïns
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de kaïnm

  1. (figuurlijk) afgunstig, wrevelig, wraakzuchtig persoon
Verwante begrippen

Gangbaarheid

51 % van de Nederlanders;
47 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen