jeugdhulp
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- jeugd·hulp
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van jeugd zn en hulp zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | jeugdhulp | jeugdhulpen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- (medisch) (psychologie) psychosociale hulpverlening aan kinderen
- ▸ Maandag is vergaderdag bij de jeugdhulp waar Katie alweer zo lang werkt dat ze er liever niet bij stilstaat. Ze heeft een dozijn reorganisaties overleefd omdat ze weet waar ze goed in is én wat ze vooral aan anderen moet overlaten.[1]
- ▸ Jeugdzorg is het geheel van jeugdhulp, jeugdbescherming en jeugdreclassering. Bijna 89 procent van de 380.000 jongeren (368.000) kreeg jeugdhulp.[2]
Hyperoniemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord jeugdhulp staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Carla de Jong“Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
- ↑ Weblink bron “Minder meldingen huiselijk geweld in eerste helft van dit jaar” (VR 29 OKTOBER 2021), NOS