jeremieerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • je·re·mi·eer·de

Werkwoord

vervoeging van
jeremiëren

jeremieerde

  1. enkelvoud verleden tijd van jeremiëren
    • Ik jeremieerde. 
    • Jij jeremieerde. 
    • Hij, zij, het jeremieerde.