itereerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ite·reer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
itereren |
itereerde
- enkelvoud verleden tijd van itereren
- Ik itereerde.
- Jij itereerde.
- Hij, zij, het itereerde.
- Ik itereerde.
vervoeging van |
---|
itereren |
itereerde