italianiseerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ita·li·a·ni·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
italianiseren

italianiseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van italianiseren
    • Ik italianiseerde. 
    • Jij italianiseerde. 
    • Hij, zij, het italianiseerde.