isomeriseerde

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • iso·me·ri·seer·de

Werkwoord

vervoeging van
isomeriseren

isomeriseerde

  1. enkelvoud verleden tijd van isomeriseren
    • Ik isomeriseerde. 
    • Jij isomeriseerde. 
    • Hij, zij, het isomeriseerde.