inving
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·ving
Werkwoord
vervoeging van |
---|
invangen |
inving
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van invangen
- ... dat ik inving.
- ... dat jij inving.
- ... dat hij, zij, het inving.
- ... dat ik inving.
vervoeging van |
---|
invangen |
inving