investeer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- in·ves·teer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
investeren |
investeer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van investeren
- Ik investeer.
- gebiedende wijs van investeren
- Investeer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van investeren
- Investeer je?