intreedt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·treedt

Werkwoord

vervoeging van
intreden

intreedt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van intreden
    • ... dat jij intreedt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van intreden
    • ... dat hij intreedt.