intimideer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: intimideer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- in·ti·mi·deer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
intimideren |
intimideer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van intimideren
- Ik intimideer.
- gebiedende wijs van intimideren
- Intimideer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van intimideren
- Intimideer je?