internetbankier

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ter·net·ban·kier

Werkwoord

vervoeging van
internetbankieren

internetbankier

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van internetbankieren
    • Ik internetbankier. 
  2. gebiedende wijs van internetbankieren
    • Internetbankier! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van internetbankieren
    • Internetbankier je?