Naar inhoud springen

internaliseer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ter·na·li·seer

Werkwoord

vervoeging van
internaliseren

internaliseer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van internaliseren
    • Ik internaliseer. 
  2. gebiedende wijs van internaliseren
    • Internaliseer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van internaliseren
    • Internaliseer je? 

Gangbaarheid