inschenkt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·schenkt

Werkwoord

vervoeging van
inschenken

inschenkt

  1. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inschenken
    • ... dat jij inschenkt. 
  2. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van inschenken
    • ... dat hij inschenkt.