inschatting

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·schat·ting
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord inschatting inschattingen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de inschattingv

  1. een niet heel nauwkeurige meting
     Naar aanleiding van het verhaal van Nathalie vroeg VVD-Kamerlid Michon vorige week om meer informatie over drogeren met een naald. Minister Yeşilgöz-Zegerius beloofde daarop voor de zomer met een inschatting van het probleem te komen. Ze vraagt ook cijfers op bij de politie.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. inschatting op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 16 mei 2022 Weblink bron
    Jeroen Gortworst
    “Meer aangiftes van drogeren met een naald, landelijk beeld ontbreekt” (15 mei 2022), NOS
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be