inkochelden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·ko·chel·den

Werkwoord

vervoeging van
inkochelen

inkochelden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van inkochelen
    • ...dat wij inkochelden. 
    • ...dat jullie inkochelden. 
    • ...dat zij inkochelden.