induffelden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·duf·fel·den

Werkwoord

vervoeging van
induffelen

induffelden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van induffelen
    • ...dat wij induffelden. 
    • ...dat jullie induffelden. 
    • ...dat zij induffelden.