incheckten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • in·check·ten

Werkwoord

vervoeging van
inchecken

incheckten

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van inchecken
    • ...dat wij incheckten. 
    • ...dat jullie incheckten. 
    • ...dat zij incheckten.