impressioneer

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • im·pres·si·o·neer

Werkwoord

vervoeging van
impressioneren

impressioneer

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van impressioneren
    • Ik impressioneer. 
  2. gebiedende wijs van impressioneren
    • Impressioneer! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van impressioneren
    • Impressioneer je?