impressioneer
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- im·pres·si·o·neer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
impressioneren |
impressioneer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van impressioneren
- Ik impressioneer.
- gebiedende wijs van impressioneren
- Impressioneer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van impressioneren
- Impressioneer je?