impregneer
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: impregneer (hulp, bestand)
Woordafbreking
- im·preg·neer
Werkwoord
vervoeging van |
---|
impregneren |
impregneer
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van impregneren
- Ik impregneer.
- gebiedende wijs van impregneren
- Impregneer!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van impregneren
- Impregneer je?