ikebana

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ike·ba·na
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Japans, in de betekenis van ‘bloemschikkunst’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1940 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord ikebana -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het ikebanao

  1. Japanse bloemschikkunst gericht op het scheppen van een fraaie compositie

Gangbaarheid

30 % van de Nederlanders;
39 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen