hulpverleenden

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hulp·ver·leen·den

Werkwoord

vervoeging van
hulpverlenen

hulpverleenden

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van hulpverlenen
    • ...dat wij hulpverleenden. 
    • ...dat jullie hulpverleenden. 
    • ...dat zij hulpverleenden.