huisgemaakt

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • huis·ge·maakt
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen huisgemaakt
verbogen huisgemaakte
partitief huisgemaakts

Bijvoeglijk naamwoord

huisgemaakt

  1. zelfgemaakt dus niet kant-en-klaar in de winkel gekocht
     Of u voor die prijs ook verlichting zult vinden, is niet zeker, maar de kloosterzusters uit de orde van Santa Clara wonen er in elk geval nog steeds. Om hun kas te spijzen, verkopen de nonnen van oudsher huisgemaakt snoepgoed. Door het dalend aantal toetredingen en de vergrijzing waarmee ook het klooster te kampen heeft, werden de nonnen door het aartsbisdom echter aangemoedigd om extra inkomsten te zoeken.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. huisgemaakt op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 11 maart 2024 Weblink bron “Spaanse nonnen zetten kloosterkamers op Airbnb” (7 februari 2024 om 10:12), De Standaard