hoogstnoodzakelijk

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoogst·nood·za·ke·lijk
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen hoogstnoodzakelijk
verbogen hoogstnoodzakelijke
partitief hoogstnoodzakelijks

Bijvoeglijk naamwoord

hoogstnoodzakelijk

  1. wat het allerbelangrijkste is; wat niet gemist kan worden
     Met de weken die verstreken vervaagden de beelden van die zondag en kwamen ze minder vaak naar boven. Elza keek haar vader niet aan en zei alleen het hoogstnoodzakelijke tegen hem.[1]
     In haar rapport pleit ze voor het binnenlaten van vrouwen, mensen met een migratieachtergrond, lhbt'ers en hoger opgeleiden. Ze stelt vast dat het al jaren lastig blijkt om het korps diverser te maken, maar dat het hoogstnoodzakelijk is voor de aansluiting bij de samenleving.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Carla de Jong
    “Geheim leven” (2019), Ambo Anthos, ISBN 9789026346132
  2. Bronlink geraadpleegd op 10 januari 2022 Weblink bron “Rapport over politie: interne begeleiding en inclusiviteit moeten verbeterd” (15-03-2021), NOS