hoogsprongen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • hoog·spron·gen
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

de hoogsprongenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord hoogsprong
    • Meerkampster Marjolein Bolten heeft een aantal goede hoogsprongen, maar kan ondanks een 1.67 meter, net niet strijden om de medailles. [1]

Werkwoord

vervoeging van
hoogspringen

hoogsprongen

  1. (in een bijzin) meervoud verleden tijd van hoogspringen
    • ...dat wij hoogsprongen. 
    • ...dat jullie hoogsprongen. 
    • ...dat zij hoogsprongen. 
    • Afgelopen zaterdag zag ik via die stoffige, maar o zo betrouwbare BBC vooral die antwoorden: blije mensen die simpele dingen deden. Die hard renden of mooi hoogsprongen. [2]

Gangbaarheid

Verwijzingen