heruitbrengt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- her·uit·brengt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
heruitbrengen |
heruitbrengt
- (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heruitbrengen
- ... dat jij heruitbrengt.
- (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van heruitbrengen
- ... dat hij heruitbrengt.